Kaartweven: over het haspelen, patronen en het weven

Inleiding

Voor het bandje voor het kaartweven gebruik je 14 kaarten. Bij het kaartweven krijg je altijd een opzetschema en een patroon. In de videotutorials gebruik ik onderstaand opzetschema en patroon als voorbeeld. Het patroon heeft aan iedere kant 3 randkaarten en in het midden 8 patroonkaarten.

Benodigdheden

Voor het haspelen van de ketting heb je nodig:

  • 14 kaartjes
  • Twee lijmklemmen
  • 4 bakjes (mogen ook pannen of schalen zijn)
  • Schaar
  • Steekhouder of naald en draad

De lengte van de ketting

Bepaal eerst de lengte van de band die je wilt hebben. Om op basis daarvan de lengte van de ketting te bepalen, vermenigvuldig je de lengte van de band met 1,2 voor het inweven en tel je er 45 cm bij op voor kettingverlies. In kaartweven is er relatief veel kettingverlies omdat er ruimte nodig is voor de kaarten om te kunnen draaien.

Wil je een band van 70 cm, dan moet de lengte van je ketting worden: 70 * 1,2 + 45 cm = 129 cm.

De doorlopende ketting

Voor de meeste kaartweefsels kun je een doorlopende ketting maken. Dit houdt in dat je niet elke kaart apart hoeft in te rijgen, maar per groep van kaarten die kaarten tegelijkertijd kunt inrijgen / haspelen. 

Als je naar het opzetschema voor een band kijkt en je houdt geen rekening met de positie van de kleuren  dan zie je dat je twee groepen kunt maken: 

  • alle randkaarten zijn in alle vier gaten met rood ingeregen
  • alle patroonkaarten zijn hetzelfde ingeregen met 1 rode draad, dan een witte draad, dan weer een rode draad en dan een groene draad. 

Je kunt dus alle 8 patroonkaarten in één keer haspelen, waarna je vervolgens de 4 rode randkaarten en de 2 witte randkaarten haspelt.

Nu moet je per groep van kaarten voor elk gat een draad maken. Zowel in gat A als in C zit een rode draad, maar je hebt maar 1 bol. Voor één van de twee gaten moet je daarom een draad afmeten. Dat gaat als volgt:

  • zet twee lijmklemmen omgekeerd op de tafel. De afstand tussen de lijmklemmen is de helft van de lengte van de ketting. Voor een keer de lengte van een kettingdraad maak je dus een volledige slag om de lijmklemmen heen. 
  • wikkel 8 slagen (het aantal kaarten) + een halve slag om de lijmklemmen. Deze halve slag extra is voor verlies van aanknopen en afknopen.
  • knip na de laatste halve slag de draad door die naar de bol gaat.
  • laat de draad op de lijmklem zitten en wikkel de draad vanaf de lijmklemmen op een kokertje. 
  • Het kokertje voor rood is klaar. Voor het patroongedeelte heb je nu 1 kokertje, 1 rode bol, 1 witte bol en 1 groene bol.

Voor de met rood ingeregen kaarten heb je nog 3 kokertjes nodig met ieder 4 slagen (want 4 kaarten) + een halve slag. Voor de met wit ingeregen kaarten heb je 3 kokertjes nodig met 2 slagen + een halve slag.

Haspelen

Je bent nu klaar om te gaan haspelen. De uitleg hierboven en het haspelen zelf leg ik uit in het filmpje “Kaartweven: het haspelen van een ketting”.

Overbrengen van de ketting op de plank of inkle loom

Als je de ketting hebt gehaspeld, kun je deze overzetten op de plank of op een inkle loom. De knoop zit aan de kant waar je weeft (zie foto’s hieronder). 

De andere kant knoop je vast met een veterknoop om het achterste stokje van de plank of inkle loom. Hoe je de veterknoop maakt, kun je zien in dit filmpje:

Als je een eind hebt geweven, moet je de ketting doorschuiven. Zet eerst je kaarten aan elkaar vast met een steekhouder of touwtje. Dan maak je de veterknoop los. Bij een plank kun je de band een stukje doorschuiven en opnieuw vastklemmen. Bij een inkle loom sla je eerst het geweven stukje om de beginstok en je zet m vast met een klemmetje. Later kun je het begin van de band om de stelstok schuiven. 

Het weven van het patroon

Voor de patronen gebruik ik het programma Tablet Weaving Draft Designer. Onderaan staat het opzetschema, daarboven staat het patroon. Het patroon lees je van onder naar boven. Een witte achtergrond betekent dat je de kaarten vooruit moet draaien; een grijze achtergrond houdt in dat je de kaarten achteruit moet draaien.

Download hier de pdf met de patronen

Hoe je na het haspelen de kaarten goed zet (richting en kleur) en hoe je weeft, kun je zien in het filmpje “Kaartweven deel 2: Patronen weven”.

In het voorbeeldpatroon draai ik de patroonkaarten 4 keer vooruit en 4 keer achteruit. Maar experimenteer eens met 6 keer vooruit, 6 keer achteruit of met 8 keer vooruit en 8 keer achteruit draaien. Het zal je verrassen wat eruit komt!

Meer patronen

Op dezelfde opzet kun je meerdere patronen maken. In de bijgesloten pdf vind je nog twee patronen die je met dit opzetschema kunt maken.

Maar het zal je opvallen dat voor- en achterkant niet gespiegeld zijn: aan de voorkant heb je strakke lijnen, aan de achterkant losse stekken. Voor de kerstversiering zul je de banden soms gaan vouwen en zie je ook de achterkant. Dan kan het mooier zijn als voor- en achterkant gelijk zijn. In het plaatsje Telemark in Noorwegen maken ze banden waarbij de kaartjes in een V-tje staan en je de kaarten alleen maar vooruit draait totdat je niet verder kunt draaien. Op dat punt start je met alle kaarten achteruit draaien, totdat je niet verder kunt. En dan ga je weer vooruit draaien, etc. De band ziet eruit als een soort breiwerkje, maar het leuke is ook: voor en achterkant worden even mooi! Daarom hieronder nog een aantal patronen voor een heel smal Telemark-achtig bandje. Het eerste patroon kun je op dezelfde ketting maken als het voorbeeldbandje. Voor de andere twee patronen moet je nieuwe kettingen maken.