Kaartweeftechnieken

Er bestaan een heleboel verschillende technieken in het kaartweven. Hieronder een (niet volledig) overzicht.

Bij elk van de technieken staat een moeilijkheidsgraad van 1 ster (makkelijk) tot 3 sterren (moeilijk). Dit is een indicatie van hoe moeilijk (of makkelijk) ik het vind om een techniek zo te doorgronden dat ik ook zelf patronen kan ontwerpen.

Tenzij anders vermeld, werk je altijd met vier draden per kaart, waarbij de gaten in de hoeken van de kaart zitten.

Double Faced
Bij deze techniek werk je met twee kleuren per kaart. Een toer bestaat telkens uit twee slagen; twee keer vooruit of twee keer achteruit, waarbij je na elke slag inslaat. De kaarten waarmee je het patroon vormt, draaien in tegengestelde richting van de kaarten waarmee je de achtergrondkleur weeft. Het resultaat is een band waarop de motieven aan beide kanten te zien zijn, maar in tegengestelde kleuren.
Patroon: Marijke van Epen, Bijzondere Kaartweefsels
Moeilijkheidsgraad: ⭐

Egyptische diagonalen
Ook bij deze techniek werk je met twee kleuren per kaart. De patronen bestaan typisch uit diagonale lijnen, zigzags of golfjes. Je krijgt de patronen door telkens twee kaarten tegelijk van draairichting te laten veranderen. De banden in deze techniek zijn vaak niet helemaal plat, omdat er spanning ontstaat op de grensvlakken tussen de verschillende “blokken” in de band.
Patroon: eigen ontwerp
Moeilijkheidsgraad: ⭐⭐

IJslands dubbelweven
Bij deze techniek zitten de gaten in de zijkanten van de kaarten en maak je patronen opgebouwd uit vierkantjes. Een vierkantje maak je door drie kaarten twee slagen in dezelfde richting te draaien. Je krijgt twee lagen en je slaat per toer dan ook twee keer in. Op voor- en achterkant ontstaan dezelfde patronen, maar in tegengestelde kleuren.
Patroon: eigen ontwerp
Moeilijkheidsgraad: ⭐

Keper
Bij keperweven is de basis opnieuw twee kleuren per kaart, maar nu loopt één draad altijd over 3 inslagen. Karakteristiek zijn de diagonale lijnen die je in de structuur van het weefsel krijgt, ook als je alleen de achtergrondkleur weeft.
Patroon: Shelagh Lewins
Moeilijkheidsgraad: ⭐⭐⭐

Kettingflottering
Bij kettingflotteringen laat je een kettingdraad bewust over meerdere inslagen lopen, zonder deze te “binden”. Er ontstaat een redelijk los weefsel. De Snartemo banden worden ook op deze manier geweven.
Patroon: Marijke van Epen, Patronen met kettingflottering
Moeilijkheidsgraad:
⭐⭐

Letse band
Bij een Letse band worden slechts twee draden per kaart ingeregen. De gaten waarin deze draden zijn ingeregen liggen diagonaal tegenover elkaar. Doordat er hierdoor “ruimte” ontstaat in het patroon, kun je met de inslagdraad extra kleur toevoegen.
Patroon: Marijke van Epen, Handwerken zonder Grenzen 2001, nr 1
Moeilijkheidsgraad:
⭐⭐

Missed hole
Bij de missed hole techniek weef je een patroon met 1 patroondraad op een achtergrond, maar in plaats van dat je in 3 gaten een achtergrondkleur inrijgt, rijg je maar in 2 gaten de achtergrondkleur. Het gat diagonaal tegenover de patroondraad blijft leeg. Hierdoor krijgt je weefsel een andere structuur en kun je spelen met het zichtbaar maken van je inslagdraad.
Patroon: Claudia Wollny, Tablets at Work
Moeilijkheidsgraad: ⭐⭐

Sulawesi
Sulawesi is ongeveer dezelfde techniek als het double faced weven, maar nu met drie kleuren per kaart. Meestal is er een opvallende patroonkleur, maar je kunt ook patronen maken met drie sprekende kleuren. Typisch voor Sulawesi is de achtergrond met “ruitjes”.
Patroon: Marijke van Epen, Bijzondere Kaartweefsels
Moeilijkheidsgraad: ⭐⭐⭐

Pebbelen met 4 kleuren
De structuur van het weefsel is hetzelfde als een pebbelweefsel bij het bandweven zonder kaarten. Maar om vier kleuren te krijgen, is het makkelijker om te werken met kaarten, waarbij de gaten in de zijkant zitten. In elk gat zit een andere kleur. Het weefsel bestaat weer uit twee lagen (een dubbelweefsel). Voor- en achterkant worden even mooi, maar verschillen in kleur.
Patroon: Marijke van Epen, The unknown tablet weaving
Moeilijkheidsgraad:

Telemark
Bij een telemark band creëer je patronen door kleuren af te wisselen in de inrijg van de kaarten. Daarbij gebruik je altijd twee kaarten naast elkaar, maar in tegengestelde richting, zodat je een “v-tje” krijgt. Na het inrijgen is het een kwestie van alleen maar vooruit draaien, totdat je teveel twist hebt opgebouwd: dan draai je het hele pak achteruit.
Patroon: deel van patroon van Vevstua Bull-Sveen
Moeilijkheidsgraad:

Vooringeregen patroon weven
Bij een vooringeregen patroon bepaalt, zoals de naam al zegt, de inrijg het patroon wat je kunt maken. Anders dan bij double faced kan elke kaart anders ingeregen zijn. De GTT patronen zijn vaak vooringeregen patronen. Om zelf patronen te kunnen ontwerpen, is het nodig dat je de theorie van het kaartweven goed begrijpt.
Patroon: uit Applesies and Fox Noses
Moeilijkheidsgraad: ⭐ – ⭐⭐⭐ (afhankelijk van aantal kleuren)

Wisselen van kaarten
Bij deze techniek zijn de kaarten vaak in een kleur ingeregen. Het patroon wordt bepaald door het over elkaar heen zetten van de kaarten en het weer terugplaatsen. Hierdoor krijg je een soort vlechtwerk.
Patroon: Teatske Stouten
Moeilijkheidsgraad: