Bandweeftechnieken

De basisopzet van een band bestaat, in de meeste gevallen, uit twee lagen. Op een inkleloom zijn dit de gehevelde en de ongehevelde laag. Een bandweefsel is meestal een kettingrips; dit houdt in dat de inslagdraad niet zichtbaar is. De meest eenvoudige manier om patronen te maken, is door verschillende kleuren in de ketting op te spannen. Maar er zijn veel meer mogelijkheden. Hieronder een (niet uitputtend) overzicht van de verschillende technieken in het bandweven.

Plain weave

In een plain weave band maak je een patroon door in de ketting verschillende kleuren draden op te spannen. De kleur kan zelfs per ‘omwikkeling’ verschillen. Hierdoor zijn er heel veel mogelijkheden: effen verticale banen, horizontale strepen, kettinkjes, of een combinatie van dit alles in een band. Na het opspannen is het alleen nog een kwestie van inslaan in afwisselend de gehevelde en ongehevelde laag.
Moeilijkheidsgraad: ⭐

Pick-up techniek

Bij de pick-up techniek wordt als basis een opzet gebruikt met afwisselend lichte en donkere horizontale strepen. Een patroon wordt gevormd door draden vanuit de onderliggende laag naar boven te halen, zodat deze in de bovenlaag flotteren. Een patroon kan al ontstaan door op slechts enkele plaatsen een draad op te pakken. Complexere patronen kunnen gemaakt worden door in elke toer meerdere draden op te nemen, waarbij zelfs de basis van de strepen niet meer zichtbaar is.
Moeilijkheidsgraad: ⭐⭐

Pebble

Pebble is het Engelse woord voor kiezel. Een pebbleweefsel wordt dan ook gekenmerkt door kiezeltjes of stippeltjes in het basisweefsel. Je maakt patronen door de stippeltjes met elkaar te verbinden. Je werkt in paren van een lichte en donkere draad. Neem je de lichte draad van een paar op, dan laat je de bijbehorende donkere draad vallen en andersom.  Een pebbleweefsel is een complementair weefsel. Dat betekent dat voor- en achterkant hetzelfde patroon tonen, alleen in tegengestelde kleurstelling.
Moeilijkheidsgraad: ⭐⭐

Keper

Een keperband komt wat betreft de manier waarop deze band geweven wordt sterk overeen met een pebbleweefsel. Ook hier werk je met paren van lichte en donkere draden en is het weefsel complementair. De structuur is echter heel anders. In elke toer worden binddraden opgenomen zowel in het motief als in de achtergrond in een 2 – 1 – 2 ritme. In de achtergrond zie je bijvoorbeeld tussen 2 draden achtergrondkleur 1 draad in de patroonkleur. Door meerdere draden van de patroonkleur op te nemen ontstaat het patroon.
Moeilijkheidsgraad: ⭐⭐

Intermesh

Intermesh is een vrij onbekende bandweeftechniek, waarbij je een dikker bandje krijgt. Ook bij deze techniek wisselen bindtoeren en patroontoeren elkaar af. Deze techniek is erg leuk (en handig) om op een (tafel)getouw met 6 schachten te doen. Je moet hiervoor wel een getouw kunnen inrijgen. Intermesh kan door gevorderde bandwevers gedaan ook worden op een inkle loom.
Moeilijkheidsgraad: ⭐⭐⭐

Krokbragd

Normaal weef je een band met twee lagen; de gehevelde en de ongehevelde laag. Met Krokbragd introduceer je een derde of zelfs een vierde laag. Het weven van een Krokbragd band is niet heel lastig, de kunst zit m in het opspannen en het maken van de extra hevellagen.
Moeilijkheidsgraad: ⭐

Kettingkruisen

Kettingkruisen is een techniek die het weven en vlechten combineert. Per groepje van vier kruis je eerst de kettingdraden (het vlechten) en daarna leg je er een inslag door (het weven). Er zijn twee verschillende soorten kruisingen en door deze te combineren worden de patronen gevormd. Ook kun je gebruik maken van het “geheugen van de ketting”: je kunt gemaakte kruisingen opslaan en later weer terughalen. Op deze manier kun je nog veel complexere patronen maken.  
Moeilijkheidsgraad: ⭐

Brocheren

Bij het brocheren span je band op, die vaak bestaat uit een rand en een effen oppervlak. Bij het weven gebruik je niet één, maar twee inslagdraden. Eén inslagdraad zorgt ervoor dat de kettingdraden gebonden worden. Met de tweede inslagdraad vorm je patronen, door deze inslagdraad over een gedeelte van de kettingdraden heen te leggen. Deze tweede inslagdraad kun je telkens wisselen, waardoor het mogelijk is om veel kleur aan te brengen in je band.
Moeilijkheidsgraad: ⭐

Baltic Style

Bij Baltic style werk je met patroondraden om motieven te vormen. De patroondraden, vaak van een wat dikker materiaal, worden omgeven door twee achtergronddraden. Patroondraden liggen afwisselend in de gehevelde en ongehevelde laag. Motieven worden gevormd door patroondraden op te nemen of juist te laten vallen.
Moeilijkheidsgraad: ⭐⭐

Drie kleuren pick-up

Een variant op de Baltic style methode is de drie kleuren pickup methode. De opzet voor een drie-kleuren-pick-up is dezelfde als voor Baltic style, alleen is er geen onderscheid meer tussen patroondraad en achtergrond draad. Door de drie kleuren afwisselend op te zetten, kan elke kleur dienen als patroondraad en als achtergronddraad.
Moeilijkheidsgraad: ⭐⭐

Toegevoegde kettingdraden

In Ecuador worden patronen in een band gemaakt door extra patroondraden toe te voegen aan de ketting. Op een inkle loom voeg je deze draden toe aan de ongehevelde laag. Je weeft als het ware een effen band met daarover heen een selectie van de patroondraden. 
Moeilijkheidsgraad: ⭐⭐

Al Sadu

Bij de Bedoeien worden dubbele draden gebruikt om geometrische patronen te maken. Per toer kies je welke kleur je wilt zien. De onderkant van de band wordt geweven met een extra inslagdraad om lange flotteringen te voorkomen. De banden kunnen op een inkle loom gemaakt worden, maar deze techniek leent zich ook goed voor een schachtengetouw. 
Moeilijkheidsgraad: ⭐⭐

Totonicapan

Totonicapan is een techniek genoemd naar het plaatsje Totonicapan (Guatamala), waar zeer kleurige banden gemaakt worden. De basis is een band die uit zwart-witte strepen bestaat. Vanuit deze streepjesopzet maak je patronen door telkens twee draden naast elkaar op te nemen. Onder deze paren leg je vervolgens een extra inslagdraad van wol of borduurgaren, waardoor je veel verschillende kleuren kunt gebruiken. 
Moeilijkheidsgraad: ⭐⭐⭐

Dubbelweven

In het bandweven is een dubbelweefsel een zeer arbeidsintensieve opneemtechniek. In beide lagen worden dubbele (lichte en donkere) draden opgespannen. In de eerste laag worden de donkere/lichte draden volgens patroon uitgelezen. Deze vormen het patroon aan de bovenkant. Aan de onderkant komen de niet opgenomen donkere/lichte draden. De volgende toer neem je de donkere/lichte draden uit de andere laag.
Moeilijkheidsgraad: ⭐⭐⭐