Op de Zomervlechtschool zijn twee tafels altijd bedekt met de banden die door Marijke van Epen en Teatske Stouten (de juffen) zijn gemaakt. In je eerste jaar Vlechtschool sta je je daaraan te vergapen en snap je niet hoe je dat allemaal kunt weven. Maar tijdens mijn derde keer snapte ik hoe de meeste banden in elkaar zaten en hadden Marijke en Teatske wat uitdagingen voor me geselecteerd.
Dag drie begon ik aan mijn superuitdaging. Teatske had een band gemaakt gebaseerd op de kaartweefsels van Sulawesi, maar gecombineerd met kettingflotteringen en dat allemaal in een modern jasje gegoten. Na een korte uitleg van de Sulawesi mocht ik het zelf verder uitzoeken. Nu had ik wel eens eerder een band gemaakt met deze techniek, maar toen heb ik strikt het patroon gevolgd en begreep ik eigenlijk niet wat ik aan het doen was. Nu moest ik het echt gaan begrijpen, zodat ik eigen variaties kon maken.
Het belangrijkste wat je op Zomervlechtschool meekrijgt is de boodschap “als je het kunt tekenen, dan kun je het ook weven”. Dus ik de band van Teatske, kleurpotloden, gum en ruitjespapier erbij en tekenen maar. Vier uur later was ik zover dat ik mijn eerste drie toeren ook daadwerkelijk had geweven en ik nog twintig toeren vooruit kon vanaf tekening. Dat mocht mee naar huis.
Thuisgekomen ben ik vrolijk verder gegaan met eigen variaties te tekenen. Het was mij al vrij snel duidelijk dat dit een compleet heilloze weg was. Wilde ik deze band nog voor mijn 80e afkrijgen, dan moest ik stoppen met tekenen en al wevend gaan variëren, want dit schoot niet op. Maar voor een beta als ik is het loslaten van de theorie en “het gewoon maar gaan doen en zien wat er gebeurt” een dingetje. En het voelde ook behoorlijk oncomfortabel.
Maar met het groeien van de band, begon ik de techniek en de variaties te doorgronden. Kon ik fouten steeds gemakkelijker corrigeren en ging ik steeds minder fouten maken. En wat is eigenlijk een “fout” als je vrij aan het weven bent? Of ga je dan gewoon verder in de richting die je toevallig bent ingeslagen? Maanden heb ik aan deze band gewerkt; vijf centimeter op een avond was een hele prestatie. Er is zelfs een avond geweest dat mijn band alleen maar een centimeter korter was geworden, omdat ik “de bocht niet omkwam” bij een nieuw patroontje en de tekenpotloden er heb bijgehaald om weer verder te komen.
De laatste weken heb ik eigenlijk alleen maar genoten van het werken aan deze band. Zo genoten dat ik vandaag mijn loom weer heb opgespannen om nog zo’n band te maken …
Verwijzingen
- Technische beschrijving van de band
- Bijzondere kaartweefsels, Marijke van Epen
- The Techniques of Tablet Weaving, Peter Collingwood, ch. 12
- Kaartweefsels van Sulawesi, deel 2 – HzG 1989 nr 4